Inloggen


De juiste montage van brandmeldinstallatie transmissiewegen

Sinds de laatste uitgave van NEN1010:2015 zijn de beugelafstanden van buis e.d. losgelaten. Er wordt tegenwoordig gesproken over “deugdelijk” bevestigd.
Wat houd een deugdelijke bevestiging eigenlijk in?


Voor velen een lastig begrip. Allereerst de eis vanuit de NEN1010:2015. Deze stelt in §522.8.4 het navolgende:

Wanneer de geleiders of kabels als resultaat van de installatiemethode niet over de gehele lengte worden ondersteund, moeten zij met geschikte hulpmiddelen op passende afstanden deugdelijk worden ondersteund, zodat zij niet door het eigen gewicht of door elektrodynamische krachten vanwege kortsluitstromen worden beschadigd.


Nu zegt dit uiteraard niet alles. Bovendien is “deugdelijk” een ruim begrip. Toch is exact bepaald hoe de montage van transmissiewegen er uit moet zien.
Dit is terug te vinden in de normen NEN2535 en de NEN2575.

Om dit te verduidelijken hebben wij het één en ander op een rij gezet:


Brandmeldinstallatie (BMI) 

NEN2535:1996                 => conform de destijds geldende NEN1010 = vastgestelde beugelafstanden.

NEN2535+C1:2010           => conform §11.4.4 pag. 77. Verticaal om de 50cm en niet-verticaal 40cm.

NEN2535:2017                 => conform §11.4.4 pag. 85. Verticaal om de 50cm en niet-verticaal 40cm.

 

Ontruimingsinstallatie (OAI)

NEN2575:2004                 => conform §17.3.1 pag. 38. Overeenkomstig destijds geldende NEN1010 = vastgestelde beugelafstanden.

NEN2575-2:2012              => conform §16.3.2 pag. 32. Overeenkomstig geldende NEN1010

NEN2575-3:2012              => conform §16.3.2 pag. 32. Overeenkomstig geldende NEN1010

 

Uit het overzicht blijkt dat de laatste versies van de NEN2535 specifiek aangeven hoe transmissiewegen dienen te worden aangelegd.